Van al mijn idolen is Winston Churchill er één. Tuurlijk: groot staatsman, overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog en nooit te beroerd om zijn politieke tegenstanders met groot gevoel voor humor en understatement te geselen met zijn scherpe tong. Maar pas echt stal de goede man mijn hart vanwege het volgende. Aan het eind van zijn leven (hij was bijna 90 jaar), toen een journalist hem vroeg hoe hij zo enorm veel had kunnen realiseren en zo’n hoge leeftijd bereiken, schijnt Churchill te hebben geantwoord: ‘No sports! Absolutely no sports!’ Kijk, dat heb ik met mijn idolen gemeen. Van Churchill tot Kant, van Goethe tot Einstein: sport was hen een gruwel.
Nou moet ik zeggen dat ik al met een achterstand ter wereld kwam. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de hang naar sport in de baarmoeder wordt geboren: sportende zwangeren hebben geweldig veel kans op het krijgen van kinderen met een voorliefde voor sport. En daar zit hem meteen het probleem. In mijn familie beperkt de liefde voor sport zich tot schaken en wordt het lichaam uitsluitend beschouwd als noodzakelijk vehikel voor de kostbare menselijke geest. Natuurlijk hoort daarbij dat je hieraan enig onderhoud verricht, zoals je zorg draagt voor de middenklasser die je gebruikt om naar je werk te rijden – maar sport?!
Niet sporten is trouwens nog niet zo eenvoudig als het lijkt. Sport is overal, sport is onderdeel van elk gemeentelijk-provinciaal-Haags-en-MKB-beleid, sport is de nieuwe religie en mensen met killer bodies worden verheerlijkt als de gouden kalveren van deze eeuw. Ik begrijp er niks van: als ik naar interviews met Fajah Lourens kijk, zie ik vooral een psychisch weinig stabiele vrouw die haar leven maar niet op orde krijgt.
Het meest wonderlijke van Echte Sporters vind ik hun bijna sektarische bekeringsdrang. Niet alleen zijn sporters van mening dat sport tegen alles helpt, als een soort universele tube Arnica voor lichaam en geest, ze zijn ook nog eens de aanmatigende opvatting toegedaan dat iets wat hén helpt, voor iederéén werkt. Hoewel Gustav Mahler en Imre Kertész bijkans mijn leven hebben gered, zou het niet bij me opkomen om mensen op feestjes, die ik toevallig hoor zeggen dat ze gedeprimeerd zijn of in scheiding liggen, onmiddellijk deze muziek en boeken aan te raden.
Sporters wel. Die doen dat. Met sport.
Iets vergelijkbaars ervaar ik rondom mijn alcoholgebruik. Een prachtige Zuid-Toscaanse Morellino di Scansano, een echte Cubaanse Mojito, een originele Schotse Glenfiddich – overheerlijk, echt. Maar ik beperk me tot één glaasje, een paar keer per jaar. Ik geloof gewoon niet zo in alcohol. En terwijl ik op feestjes voortdurend aan anderen moet uitleggen dat ik de BOB níet ben en toch niet drink, zou het op mijn beurt niet bij me opkomen anderen ervan te overtuigen minder alcohol te drinken omdat ík me daar zelf fit bij voel.
Sporters wel. Die doen dat. Met sport.
In 2008 is in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek verricht naar de groep niet-sporters in Nederland. Wat blijkt? Onder de volwassen bevolking zijn niet-sporters vooral vertegenwoordigd onder de ‘traditioneel ingestelde leefstijlgroep van gesettelden’. Hiertoe zouden vooral ‘vrouwen’ behoren met ‘een verlangen naar rust en harmonie en een sterke relatie met familie en vrienden’. Zie je wel wat een monsters wij zijn, wij niet-sporters! Brengen met onze onsportieve houding de cohesie in de samenleving compleet aan het wankelen!
Het opmerkelijk van het onderzoek vond ik, dat ook dít weer was gericht op de Heilige Graal: het verhogen van de maatschappelijke sportdeelname van mensen met een ‘sportabstinentie’. Sjieke naam voor bankhangen. Maar goed, geen afwijkend gedrag zonder sjieke naam – zoals het veel of vaak drinken van alcohol tegenwoordig ‘dipsomanie’ schijnt te heten in plaats van zuipen.
En dat brengt me weer bij Churchill. Want om eerlijk te zijn zei hij in het bewuste interview nog meer. Op de vraag van de journalist hoe hij het tot op hoge leeftijd toch allemaal voor mekaar bokste, antwoordde hij namelijk voluit: ‘No sports! Absolutely no sports! Just whisky and cigars.’
Tja. Wat kan ik zeggen? Voor hem werkte het. En het stuk vermeldt niet of hij de journalist dit recept voor een lang en productief leven heeft aanbevolen.
Vast niet. Want dat doen alleen sporters.